-
1 red
adj. rood--------n. rood; ; rode (socialist); rode bal (bij biljart); de rode cijfersred1[ red] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 iets roods ⇒ rode verf; rode kleren♦voorbeelden:¶ Reds under the bed(s) • het (vermeende) alomtegenwoordige ‘rode gevaar’be in the red • rood staanget into the red • in de rode cijfers komen————————red2〈bijvoeglijk naamwoord; redder; redness〉1 rood♦voorbeelden:1 red (blood) cell/corpuscule • rode bloedcel, rood bloedlichaampjeRed Cross • Rode Kruisred currant • rode aalbesred flag • rode vlag, gevarenvlagred light • rood (verkeers)lichtred meat • rood vleeslike a red rag to a bull • als een rode lap op een stierred setter • rode setter〈 spreekwoord〉 red sky at night, shepherd's delight; red sky in the morning, shepherd's warning • avondrood, mooi weer/licht in de boot; morgenrood, water in de slootred with shame • rood van schaamteroll out the red carpet for someone • de (rode) loper voor iemand uitleggen 〈 voornamelijk figuurlijk〉red ensign • Britse koopvaardijvlag〈 voornamelijk Brits-Engels〉 Red Indian • indiaan, roodhuidred lead • (rode) menie〈informeel; pejoratief〉 red tape • (administratieve) rompslomp, (bureaucratische) formaliteitensee red • buiten zichzelf raken (van woede), witheet zijn/worden -
2 blush
n. bloos--------v. blozen; verlegen zijnblush1[ blusj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (schaamte)blos ⇒ (rode) kleur, schaamrood, (rode/rozen)gloed♦voorbeelden:————————blush2〈 werkwoord〉1 blozen ⇒ een kleur krijgen, rood worden♦voorbeelden:1 blush at something • om/vanwege iets blozen -
3 glow
n. gloeien; stralen; warmte; roodheid--------v. gloeien; stralen; rood wordenglow1[ gloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 (all) in a glow • gloeiend, opgewonden3 the glow of health • een gezonde uitstraling, een gezonde blos/(rode) kleur————————glow2〈 werkwoord〉2 blozen3 rood/paars aanlopen♦voorbeelden: -
4 liver
n. lever (orgaan); bruin-rode kleur; het wonen; het bewonen[ livvə]2 〈 Amerikaans-Engels〉be/inwoner♦voorbeelden:1 lever -
5 sanguine
adj. hoopvol; rood; blozend[ sænggwin]1 optimistisch ⇒ hoopvol, opgewekt2 blozend ⇒ met een gezonde/rode kleur -
6 the glow of health
een gezonde uitstraling, een gezonde blos/(rode) kleur -
7 copperlike
adj. koperachtig, op koper lijkend; bronzig rode kleur -
8 eosin
n. Eosine (bij scheikunde - een materie dat wordt gebruikt als rode kleur) -
9 eosine
n. eosine (in chemie-stof die als rode kleur dienst doet) -
10 erythristic
adj. waarbij de rode kleur naar voren springt -
11 fuchsin
n. fuchsine (rode kleur) -
12 fuchsine
n. Rode kleur -
13 judas colored
adj. met rode kleur (met betrekking tot Judas Iskarioth die rood haar had) -
14 judas coloured
adj. met rode kleur (met betrekking tot Judas Iskarioth die rood haar had) -
15 sapanwood
n. soort hout (waarvan de rode kleur word gemaakt)] -
16 sappanwood
n. soort houtboom (waarvan de rode kleur word gemaakt) -
17 sard
n. soort onyx met oranje rode kleur (gebruikt voor het maken van juwelen) -
18 cornelian
n. kornalijn, rode halfedelsteen; koperachtige rtode kleur, rood-bruinige kleur1 kornalijn ⇒ carneool, corneool -
19 black
adj. zwart, zwarte; vies--------n. zwart; neger--------v. zwart maken; koopwaar in beslag nemenblack1[ blæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwart2 zwart ⇒ zwartsel, zwarte kleur/verfstof; roetzwart5 zwart(e) schaakstuk/damsteen♦voorbeelden:dressed in black • in het zwartbe in the black • uit de rode cijfers zijn————————black2〈bijvoeglijk naamwoord; blackness〉2 zwart ⇒ vuil, besmeurd3 zwart ⇒ (zeer) slecht, somber; nors, onvriendelijk; kwaad, verstoord; snood♦voorbeelden:black art/magic • zwarte kunstbe in someone's black book(s) • bij iemand slecht aangeschreven staanblack box • zwarte doos, black boxblack bread • zwart brood, grof roggebroodlike the Black Hole of Calcutta • benauwd, om te stikkenblack market • zwarte marktblack markete(e)r • zwarthandelaarblack nightshade • zwarte nachtschade(as) black as pitch • zo zwart als roet, pikzwartblack spot • zwarte plek, rampenplek 〈 waar veel ongevallen gebeuren〉black tea • thee zonder melkblack vulture • monniksgierblack humour • zwarte humorgive someone a black look • iemand nors aankijkenin a black mood • in een sombere stemming〈 informeel〉 look as black as thunder • er kwaad/grimmig uitzienhe is not so black as he is painted • hij is niet zo slecht als algemeen beweerd wordtBlack Friar • predikheer, dominicaanblack ice • ijzelblack lead • potlood, grafiet; zwartselblack money • zwart geldBlack Muslim(s) • Zwarte moslim(s)Black Panther(s) • Zwarte Panter(s)black velvet • mengsel van stout en champagne————————black3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ black out black out/ -
20 filter
n. filter (ook in computers), (in computers) filter, masker; een programma dat gegevens krijgt van een ander programma, en ze aanpast--------v. filtreren, filterenfilter1[ filtə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————filter22 uitlekken ⇒ doorsijpelen, doorschemeren♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 the queue filtered into/out of the building • de rij schoof langzaam het gebouw binnen/uitlight filters through our roof • licht schemert door ons dakit had filtered through to everybody • iedereen was het geleidelijk aan te weten gekomenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 filtreren ⇒ zeven, zuiveren♦voorbeelden:
- 1
- 2